Toen ik mijn eerste schilderij verkocht wist ik: dit is het.

Selwyn Senatori

Hoe word je eigenlijk kunstenaar?
“Heel cliché, maar als kind deed ik niets liever dan tekenen. Van voetbal of dat soort zaken moest ik niks hebben. Tijdens mijn middelbare schoolperiode zei een van mijn docenten: ‘misschien is het handig als jij lekker naar de kunstacademie gaat’. Dat advies heb ik maar opgevolgd. Afgestudeerd en wel ben ik eerst een jaar aan het werk gegaan bij een reclamebureau. Ik was daar de conceptman, maar ik vond het niet bijster interessant. De werkcultuur stond me ook niet aan. In de tussentijd ben ik altijd blijven schilderen. En toen ik mijn eerste schilderij verkocht wist ik: dit is het.”

Hoe oud was je toen?
“Een jaar of twintig als ik het me goed herinner. Tijdens de academie deed ik hier en daar al wat commerciële klussen. Dat vond ik wel leuk, maar ik wilde meer vrij werk maken. Of je daar iets van kunt kennen? Misschien wel. Ik heb bijvoorbeeld de hagelslag verpakkingen van Albert Heijn geïllustreerd. Dat commerciële is er nog niet vanaf hoor. Zolang de opdracht maar dicht bij mij en mijn passies staat en ‘eerlijk’ is.”

Waar haal jij je inspiratie vandaan?
“Ik destilleer beeld uit het dagelijks leven. Dat maakt mijn werk heel persoonlijk. Ik schets wat ik in mijn directe omgeving zie en meemaak, en daar komt dan een kunstwerk uit voort. Als je het over kunstenaars hebt, staat David Hockney met stip bovenaan als inspirator. Een oude, Engelse kunstenaar die zowat alle moderne stijlen doorlopen heeft. De Nederlandse school van Herman BroodCorneilleAppel en Donkersloot is ook heel belangrijk geweest. Ik kan me herinneren dat ik ze als jong jochie eens allemaal bij elkaar zag zitten in de galerij van Peter Donkersloot in de PC Hooftstraat. Toen dacht ik: wow, dat zijn écht grote jongens.”

Wanneer waagde je de sprong om van je kunst te leven?
“Toen ik mijn eerste schilderij verkocht verdiende ik daar vijfhonderd gulden mee. Toen dacht ik wel: hier kan ik van leven.

Natuurlijk was dat geld vrij snel weer op, dus toen ben ik maar maar meer gaan schilderen, haha. Nee, ik wist altijd wel dat ik er van zou kunnen bestaan.Of ik er nu veel of weinig geld mee zou verdienen. Je kunt je levensstandaard zo hoog maken als je zelf wilt, en ik ben al gelukkig met een ochtendkrant, een zonnetje en een goede kop koffie. Het is maar net hoe je het zelf invult en de kunst heeft bij mij altijd voorop gestaan.”

Selwyn Senatori

Hoe diep zit het Italiaanse nog in je?
Ik ben er geboren en al jong naar Nederland verhuisd, maar vanaf mijn vijfde zetten mijn ouders me iedere zomer op het vliegtuig naar mijn familie in het midden van Italië. Ik was daar twee maanden per jaar. Het kon er zomaar 45 graden worden. Als we dan met zijn allen gingen lunchen, zag het er net zo uit als in de film. Lange tafels buiten, de hele familie erbij. We aten cappelletti, gevulde pasta gekookt in bouillon, en iedereen dronk Peroni of een wijntje. Mijn vader vond het noodzakelijk dat ik veel in Italië was om de taal en cultuur te leren. Dat is hem goed gelukt. Ik lunch bijvoorbeeld altijd buiten de deur, net als zo’n beetje alle Italianen. En ik mag graag zeuren over details; ik ben een perfectionist en denk dat ik het altijd beter weet. Qua stijl al helemaal.”

Hoe belangrijk is die stijl voor jou?
“Héél belangrijk, maar vroeger meer dan nu hoor. Er bestaat een misverstand dat stijl inherent is aan dure kleding. Dat is helemaal niet zo. Ik zeg altijd: gooi een Italiaan met tien euro de Zeeman in, en hij komt eruit alsof hij bij Dolce & Gabbana heeft gewinkeld. Een Italiaan is altijd netjes gekleed. Broek gestreken, mooi op maat, overal een vouwtje in. Je ziet ze niet met een gaatje in hun shirt of een vlek op hun hemd. Als ik zelf een pak koop, of dat nu van een duur merk of van de Zara is, ga ik altijd meteen langs bij een kleermaker. Ik weet precies hoe ik het wil. Bijvoorbeeld dat mijn broekspijpen precies 15,5 centimeter moeten zijn. Dan kijken ze me aan: ‘Nou ja, daar kun je toch geen voet doorheen krijgen?!’ Maar ik weet gewoon dat het zo moet.”

Hoe zou je jouw stijl omschrijven?
“Ambivalent. Als ik werk doet kleding er helemaal niet toe. In mijn studio rol ik haast door de verf, dus ik zit er altijd helemaal onder. Verder ben ik gek op maatpakken en alles dat daar bij komt kijken, maar kan ik anderzijds een flashback krijgen naar mijn middelbare schooltijd waarin ik skateboardde en naar hip hop luisterde. Dan kom je me gewoon tegen in een te grote korte broek en gekke Nikes. Het ligt er maar net aan in welke mood ik ben.”

Wie heeft je dat allemaal bijgebracht?
“Mijn opa in Italië. Hij was barbier en altijd supernetjes gekleed. Ook buiten zijn werk om. Stropdas, nette pantalon, haartjes geverfd, gouden ring om, een mooi overhemd aan. Hij had het niet breed hoor, maar hij zag er uit alsof hij de president van Italië was. En het mooiste is: zo gedroeg-ie zich ook, haha.”

Fotografie: Ilsoo van Dijk
Locatie: art’otel, Amsterdam

 

Meer Portraits
Met trots voor u gebrouwen. Geen 18, geen alcohol. overAlcohol

Vul hier je geboortedatum in:

Met trots voor u gebrouwen. Geen 18, geen alcohol.